Kinderen en vriendschappen

 

Stel je eens twee vriendschappen voor: de eerste is een vriendschap tussen twee kleuters, de tweede een vriendschap tussen twee pubers. In beide gevallen zullen de kinderen dingen met elkaar delen, praten en lol hebben. Toch zijn deze vriendschappen anders, naarmate kinderen ouder worden zijn ze veel beter in staat tot het reflecteren op vriendschap dan bij jongere kinderen het geval is.

Net zoals kinderen vaak kruipen voordat ze gaan lopen en lopen voordat ze gaan rennen, verloopt de ontwikkeling van vriendschappen bij kinderen ook volgens een bepaald patroon. Kinderen van verschillende leeftijden denken niet alleen anders over vriendschappen, ook het vermogen om het perspectief van een ander te zien, neemt toe naarmate kinderen ouder worden. Dit invoelen/inleven in een ander zorgt voor diepte en betekenis in vriendschappen.

Het kan voor ouders/verzorgers nuttig zijn om te begrijpen hoe deze ontwikkeling verloopt, zodat je weet wat je van kinderen mag verwachten (en dat voorkomt over/onderschatten). Het kan ook inzicht geven in het ‘waarom’ als vriendschappen moeizaam verlopen. Psycholoog Robert Selman ontwikkelde een heel bruikbaar kader voor het begrijpen van de ontwikkeling van vriendschap bij kinderen. Hij beschrijft hierbij de volgende 5 niveaus:

Niveau 0 – vluchtige contacten (‘ik wil het zoals ik het wil’, ongeveer 3-6 jaar)

Kinderen op deze leeftijd beschouwen hun vriendjes als tijdelijk, vriendschappen spelen zich af in het moment en gaan vooral over samen lol hebben. Er wordt vaak gespeeld met vriendjes die nabij zijn (die bijvoorbeeld in de zelfde klas zitten) en dezelfde interesses hebben. Op deze leeftijd is het perspectief van een ander zien nog heel moeilijk. Jonge kinderen gaan ervan uit dat andere kinderen denken zoals zij denken. Dit is ook de reden dat ze erg boos/overstuur kunnen raken als een vriendje een andere mening heeft. In deze fase is de gedachte van het hebben van veel vriendjes fijn, ook hebben kinderen zeker wel voorkeuren. Erg betrouwbaar zijn ze echter niet in hun vriendschappen. Een voorbeeld hiervan is dat jonge kinderen ontzettend boos kunnen roepen ‘je bent mijn vriend niet meer’ als er iets anders gaat dan dat ze willen of hadden verwacht. Ook het ‘hoppen’ op het schoolplein van de een na de ander (b.v. als een vriendje niet kan afspreken) is hier een mooi voorbeeld van. Je zou kunnen zeggen dat er, volgens Selman, op deze leeftijd nog erg vanuit zichzelf geredeneerd wordt.

Toch zie je op deze leeftijd wel al continuïteit in vriendschappen. In een grote studie onder kleuters waarbij onderzoekers vroegen naar vriendschap, bleek dat 2/3 van de kleuters na een half jaar nog steeds bevriend was met het vriendje dat hij of zij noemde als ‘beste vriend’.

Niveau 1- eenzijdige assistentie (Wat levert het mij op?, ongeveer 5-9 jaar)

Op dit niveau snappen kinderen dat vriendschap verder gaat dan alleen de activiteit waar ze op dat moment mee bezig zijn, maar er wordt nog steeds erg pragmatisch gedacht. Kinderen in dit stadium definiëren vrienden als: ‘kinderen die aardige dingen voor mij doen, zoals dingen delen, naast elkaar zitten in de bus of waar ik cadeautje van krijg’. Ze denken echter nog niet na over hun eigen bijdrage aan die vriendschap. Wel hechten ze veel waarde aan vriendschappen en kunnen ook overweg met vrienden die niet altijd zo aardig zijn. Tevens zie je in de stadium dat vriendschap als inzet gebruikt kan worden voor onderhandeling; ‘als jij dit doet mag je mijn vriend zijn’.

Niveau 2 wederkerige vriendschap (‘volgens de regels’, ongeveer 7-12 jaar)

Zes tot twaalf jarigen zijn in staat niet alleen hun eigen perspectief, maar ook het perspectief van een vriend te zien. Dit gaat echter nog niet tegelijk. Dit betekent dat kinderen in dit stadium het principe van beurtnemen snappen, maar nog niet achteruit kunnen stappen om te aanschouwen/observeren en patronen van interacties in hun vriendschappen ontdekken. Eerlijkheid en wederkerigheid is erg belangrijk, maar hier wordt nog rigide over gedacht, oog om oog, tand om tand. Als er iets aardigs wordt gedaan voor een vriend, wordt er verwacht dat deze vriend bij de volgende gelegenheid iets aardigs terug doet. Als dit niet gebeurt is het aannemelijk dat de vriendschap geen stand houdt. Kinderen in de ‘volgens de regels fase’ hebben de neiging erg oordelend te zijn voor zichzelf en anderen. Ze evalueren zichzelf zoals ze denken dat anderen dat ook doen. Hierbij kunnen ze vrij hard zijn voor zichzelf.  Ze zeggen bijvoorbeeld dingen als; ‘niemand zal me aardig vinden vanwege mijn stomme kapsel’. Ook zijn ze geneigd jaloers te zijn en zich zorgen te maken of ze er wel bij horen (ze willen het liefste het zelfde zijn als anderen).

Vaak zie je dat kinderen in dit stadium ‘geheime clubjes’ hebben met regels en veel discussies over wie er wel/niet mee mag doen/

Niveau 3 –  intieme vriendschappen, gedeelde relaties ‘om elkaar geven en delen’ (8-15 jaar)

In dit stadium helpen vrienden elkaar met het oplossen van problemen en vertrouwen ze elkaar gedachten en gevoelens toe die ze niet met anderen delen. Ze weten hoe ze een compromis moeten sluiten en ze doen dingen voor elkaar omdat ze oprecht om elkaar en elkaars geluk geven, zonder ‘de score bij te houden’

Voor sommige kinderen is dit ook het ‘aan elkaar vergroeid’ zijn stadium. Meisjes, vaker dan jongens, noemen elkaar BFF (best friend forever) en verwachten van elkaar dat ze alles samen doen. Ze kunnen zich ook diep verraden voelen als hun vriend/vriendin iets met een ander kind onderneemd.

Niveau 4, volwassen vriendschap ‘vrienden door dik en dun’ (12 jaar en ouder)

In dit stadium wordt er in vriendschappen veel waarde gehecht aan emotionele nabijheid. Verschillen tussen vrienden worden geaccepteerd (en vaak ook gewaardeerd). Vrienden zijn niet bezitterig naar elkaar en er wordt minder dreiging ervaren als vrienden ook andere vriendschapsrelaties aangaan. Volwassen vriendschappen kenmerken zich door vertrouwen, steun en nabijheid over lange tijd.

 

Selman baseerde deze verschillende fases op zijn interviews met kinderen. Dit is tevens waarom er ook kritiek is op zijn theorie, wat kinderen vertellen is natuurlijk altijd gelimiteerd. Als we kinderen observeren in vriendschappen is het duidelijk dat deze niet opeens ontstaan in hun derde levensjaar. Zo weten we bijvoorbeeld dat kinderen al met 6 maanden laten zien blij te zijn als ze een ander kindje van hun leeftijd zien. Tussen de 12 en 18 maanden tonen kinderen oprechte interesse in leeftijdgenootjes. Ze spelen simpele spelletjes als kiekeboe of doen elkaar na. Dit toont aan dat zelfs deze jonge kinderen al enig bassaal begrip lijken te hebben van het perspectief van een ander. Twee – en driejarigen zijn soms verbazingwekkend lief voor elkaar. Zo kan een peuter een ander peuter bijvoorbeeld zijn of haar knuffelbeer geven als de ander verdrietig is. Dit laat zien dat jonge kinderen echt niet alleen vanuit zichzelf redeneren.

Toch biedt de theorie van Selman inzicht, al is het alleen maar om te begrijpen dat kinderen wat betreft vriendschappen geen kleine volwassenen zijn en dat er een ontwikkeling in het aangaan van vriendschappen zit. Dit kan als ouder inzicht bieden in de verwachtingen die je hebt van je kind als het om vriendjes gaat. 

 

Dit artikel is een vertaling van het artikel ‘Childrens growing friendships’ uit Psychology today, geschreven door drs. Eileen Kennedy More (2012).

Zie https://www.psychologytoday.com/blog/growing-friendships/201202/childrens-growing-friendships